De zuivere liefde van Jonathan Swift

De Ierse priester-schrijver Jonathan Swift is vooral bekend geworden van 'Gulliver's reizen'. Dat boek kwam voor het eerst uit in 1726 en was bedoeld als een satire op en aanklacht tegen de socio-politieke situatie van zijn tijd. Minder bekend echter is dat Swift ook gedichten schreef, waaronder 'Cadenus and Vanessa', een ode aan de zuivere liefde. Hiervoor diende de dochter van een Nederlandse koopman als zijn muze.

Swift schreef 'Cadenus and Vanessa' in 1712 en publiceerde het pas veertien jaar later, na de dood van de vrouw waaraan in het gedicht gerefereerd wordt met 'Vanessa'. Die naam is een neologisme van haar echte naam, Esther Vanhomrigh, waarbij de eerste drie letters van de achternaam en de eerste twee letters van de voornaam werden samengevoegd in 'Vanessa'. Zo ontstond tevens een geheel nieuwe meisjesnaam, die vandaag de dag nog populair is. Met 'Cadenus' doelde Swift, die op dat moment deken was van de Kathedraal van St. Patrick in Dublin, op zichzelf. Die naam is nl. een anagram van het latijnse woord 'decanus' (deken).

Het gedicht
Het gedicht gaat over hoe de liefdesgodin Venus de Man beschuldigt van het misdrijf de liefde te hebben laten ontaarden tot een spel van intriges en het huwelijk te hebben teruggebracht tot niets meer dan een handelscontract. Tijdens een goddelijk proces zijn de Nimfen, de Muzen en de Gratiën aanwezig, en een aantal andere godinnen.

De Man verdedigt zich door te beweren dat het de vrouwen zijn, die de zuivere liefde uit vroegere tijden hebben laten varen en zich hebben laten verleiden tot lagere driften. Uiteindelijk komt men tot een oplossing door dè volmaakt deugdelijke vrouw te scheppen. Die moet de ware, zuivere liefde terugvinden. Het resultaat is Vanessa.

The Graces next would act their part,
And show’d but little of their art;
Their work was half already done,
The child with native beauty shone;
The outward form no help requir’d:
Each, breathing on her thrice, inspir’d
That gentle, soft, engaging air,
Which in old times adorn’d the fair:
And said, “Vanessa be the name
By which thou shalt be known to fame:
Vanessa, by the gods enroll’d:
Her name on earth shall not be told.

Vanessa (Esther Vanhomrigh)
Esther Vanhomrigh werd rond 1688 in Amsterdam geboren als de dochter van een Nederlandse koopman, die met Willem III van Oranje -toen koning van Engeland- meeging op een expeditie naar Ierland. In 1697 zou hij daar tot burgemeester van Dublin benoemd worden. In datzelfde jaar liet hij op zo'n 22 km van de Ierse hoofdstad een groot herenhuis bouwen, dat Celbridge Abbey zou worden genoemd. Daar zou Esther haar jeugd doorbrengen.

Na haar vader's dood reisde ze met haar moeder, van Ierse afkomst, naar Engeland. Daar zou ze nog datzelfde jaar -we spreken van 1707- Swift ontmoeten -hij zou haar mentor, adviseur en vriend worden. Na de dood van haar moeder in 1714, zou ze zijn weg terug naar Ierland volgen.

In de tussentijd had Swift al langer een relatie met een andere vrouw, Esther Johnson (1681-1728). Hij had haar in 1690 leren kennen toen ze nog een kind was. Er zijn vermoedens dat hij in 1716 met haar in het geheim is getrouwd -iets wat een intieme vriend van Swift, Thomas Sheridan, in de wereld heeft gebracht. Dit werd echter stellig ontkend door een vriendin van Johnson, Rebecca Dingley.

Swift noemde Esther Johnson 'Stella'. Een briefwisseling, die hij tussen 1710 en 1713 met haar onderhield werd in 1766 -21 jaar na zijn dood- uitgegeven onder de titel 'The Journal to Stella'.

Esther Vanhomrigh, die vanaf 1717 weer in het familiehuis Celbridge Abbey woonde en daar regelmatig Jonathan Swift ontving, zal dat gerucht in ieder geval ook hebben meegekregen en daarover duidelijkheid van Swift hebben gevraagd. Er wordt ook vermoed dat ze hem zou hebben geëist om met haar rivale te breken. Tijdens een hooglopende ruzie moet Swift dat geweigerd hebben waarmee aan hun relatie een abrupt einde kwam.

Het enige wat echter helemaal zeker is is dat Vanhomrigh op dat moment leed aan tuberculose en nog datzelfde jaar daaraan zou overlijden. Dat gebeurde echter niet voordat ze Swift uit haar testament kon schrappen.

Cadenus (Jonathan Swift)
Jonathan Swift werd in 1667 in Dublin geboren als zoon van Engelse ouders. Hij heeft zijn vader nooit gekend. Rond 1686 brak hij vanwege politieke omstandigheden zijn Master of Arts studie aan de Universiteit van Dublin af om bij zijn moeder in Leicester te gaan wonen. Daar kreeg hij een baan als secretaris van Sir William Temple, de gepensioneerde oud-gezant van Engeland in Den Haag (1628-1699). Diens zuster, Lady Giffard, had een dochter, Esther Johnson -op dat moment 8 jaar oud.

Tussen 1701 en 1713 pendelde Swift op en neer tussen Engeland en Ierland. In die periode had hij op 20 mijl van Dublin, in Laracor, een kleine parochie. Tevens was hij kapelaan van George Berkeley, die later bisschop zou worden van Cork en wiens filosofische werken in de 20ste eeuw zouden worden herontdekt.  Hierdoor was Swift ook veelvuldig in Dublin te vinden, waar in 1702 ook Esther Johnson en haar vriendin Rebecca Dingley kwamen wonen.

In die jaren voerde Swift de correspondentie met Esther en ook met Rebecca, die ook voorkomt in 'The Journal to Stella', en getuigenis van Swift's privéleven en van wat Esther Johnson voor hem moet hebben betekend. Intussen was ook Esther Vanhomrigh in zijn leven verschenen. Zij werd verliefd op Swift.

Each girl, when pleased with what is taught,
Will have the teacher in her thought.


Maar Swift wilde dat slechts beantwoorden met respect en zorg om haar welzijn, wat niet genoeg voor haar zal zijn geweest en haar jaloezie ten opzichte van Esther Johnson moet hebben doen oplaaien. Of Swift wel helemaal duidelijk is geweest over zijn werkelijke gevoelens naar 'Vanessa' toe valt te betwijfelen, iets wat het volgende gedicht, 'To love', onderschrijft. Het werd na Esther Vanhomrigh's dood in Swift's handschrift in haar bureau werd teruggevonden:  

In all I wish, how happy I could be, / Thou grand deluder, were it not for thee! / So weak thou art, that fools thy power despise, / And yet so strong, thou triumphest o'er the wise.

In 1728 overleed ook Esther Johnson. Haar vriendin Rebeca Dingley en ook de huishoudster van Swift, Mrs. Brent, hebben altijd volgehouden dat het paar nooit zonder ander gezelschap is geweest. Esther Johnson heeft zichzelf daarnaast altijd omschreven als een 'spinster' (ouwe vrijster). Aan de andere kant kan het detail dat het huwelijk van het paar voltrokken zou zijn door een vriend van Swift, de bisschop van Clogher, George Ashe, weer veelzeggend zijn. Omdat het echter om een huwelijk ging, dat in het absolute geheim zou zijn gesloten, kon er geen sprake zijn geweest van enige andere getuige.

Aan het einde van zijn leven kreeg Jontahan Swift last van afasie, dat hem het spreken bemoeilijkte. Ook leed hij al langer aan de ziekte van Menière, waarvan de symptomen duizelingen, oorsuizingen en gehoorverlies zijn. In 1745 overleed hij, waarna hij volgens zijn laatste wil werd begraven aan de zijde van degene, die ondanks alle tegenstrijdigheden de vrouw van zijn leven moet zijn geweest: Esther Johnson.

Afbeeldingen: Jonathan Swift (portret uit ca. 1718 door Charles Jervas, National Portrait Gallery, Londen); Esther Vanhomrigh (portret door Godfrey Kneller); Esther Johnson (portret uit ca. 1723 door Godfrey Kneller).